Integrale aanpak juist bij persoonlijkheidsstoornissen van belang

27 oktober 2022

In het onderzoek Gebruik zorgstandaarden in de praktijk is onder 1.000 ggz-professionals in 59 teams de praktische ervaring met onder andere de zorgstandaard Persoonlijkheidsstoornissen onderzocht. Met deze standaard heeft Dineke Feenstra als klinisch psycholoog en manager van de afdeling Research Development & Education (RD&E) bij de hoogspecialistische ggz-organisatie de Viersprong veel ervaring. Dineke: “In de behandeling van mensen met persoonlijkheidsproblematiek zijn continuïteit, coherentie en consistentie belangrijk.”

Psycho-educatie en psychosociale behandeling integreren

De uitkomst van het onderzoek dat teams het lastig vinden om psycho-educatie en psychosociale behandeling bij persoonlijkheidsstoornissen integraal aan te bieden, verbaast haar niet. Dineke: “De bewezen effectieve psychotherapeutische methodes die in de richtlijn en zorgstandaard worden genoemd, hebben dit niet allemaal geïntegreerd in hun programma. Je moet als team of als organisatie zelf bepalen hoe je deze aspecten toevoegt aan een bestaand behandelprogramma. Dat kan best ingewikkeld zijn. Het risico is dat je afbreuk doet aan de continuïteit en consistentie in je behandelprogramma, zaken die juist bijdragen aan de effectiviteit. Als hoogspecialistische instelling hebben wij psychotherapie en de psychosociale behandeling vanaf het begin geïntegreerd en in de loop der jaren verder verfijnd. Het voordeel daarvan is dat je met alle disciplines, dus ook met degene die het sociaal maatschappelijke stukje oppakt, vanuit hetzelfde methodische kader werkt.”

Een integrale aanpak is van groot belang bij de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen, vindt Dineke. “In de behandeling van mensen met persoonlijkheidsproblematiek zijn continuïteit, coherentie en consistentie belangrijk. Een aspect waar je daarom juist bij deze doelgroep goed over na moet denken is: hoe organiseren we onze behandeltrajecten?  De zorgstandaard geeft een aantal aanbevelingen om aspecten van zorg in te zetten naast een bewezen psychotherapeutische methodiek. Het zijn waardevolle aspecten. Als team of als organisatie vraagt het echter wel wat werk om uit te zoeken hoe je deze aspecten integreert binnen je bestaande aanbod. Het is goed om dit uit te werken en vast te leggen. Dit biedt houvast en kan helpen de consistentie en continuïteit te borgen, wat weer bijdraagt aan meer effectiviteit. Er ontstaat gemakkelijk ruis als je een en ander niet strak hebt ingeregeld.”

Organisatorische aspect van de zorg

Knelpunten op het gebied van capaciteit zijn volgens Dineke een prangend probleem. Uit het onderzoek blijkt dat maar liefst de helft van de teams problemen op dit gebied ervaart. Er is sprake van interne of externe wachtlijsten en steeds vaker wordt gestart met het beschikbare aanbod. De geïndiceerde zorg staat daarmee onder druk. Volgens Dineke is het belangrijk dat organisaties die problemen ervaren goed naar het organisatorische aspect van de zorg kijken. “Het goed gebruik maken van de zorgstandaard vraagt naast inhoudelijke afwegingen ook organisatorische afwegingen”, zegt ze. “Het helpt als ook op hoger niveau een en ander zo is ingeregeld dat het bijdraagt aan de effectiviteit. Zo kan het bijvoorbeeld financiële voordelen hebben om te investeren in het implementeren van meerdere teams van dezelfde methodiek op één locatie zodat je minder kwetsbaar bent en de bezetting gemakkelijker op orde krijgt.”

Toegankelijkheid generieke behandelingen verbeteren

Hoewel het aanbod van generieke behandelingen achterblijft op het aanbod specifieke therapieën denkt Dineke dat ook dit soort behandelingen de druk op de ggz kan verlichten. Het huidige gebrek heeft volgens haar vooral te maken met de manier van opleiden: tijdens de opleiding wordt vaak voor één of twee specifieke richtingen gekozen. Ze hoopt dat dat verandert. Dineke: “Je zou verwachten dat een generiek aanbod gemakkelijker te implementeren is omdat er minder opleiding voor is vereist. En omdat uit onderzoek blijkt dat het ook nog effectief is, zou je ervoor kunnen pleiten vooral daar je pijlen op te richten.”

GIT-PD bijvoorbeeld is volgens haar een generieke behandeling voor persoonlijkheidsstoornissen die goed is beschreven en veel structuur en houvast biedt, maar nog niet expliciet in de zorgstandaard staat. “Het fijne van deze behandeling is dat ze tot stand is gekomen in samenwerking met verschillende instellingen vanuit het Kenniscentrum Persoonlijkheidsstoornissen. De behandeling is korter dan de meeste psychotherapieën. Het vaker inzetten van GIT-PD zou daarom zeker iets moeten kunnen doen met de capaciteitsproblemen, de wachtlijsten en de toegankelijkheid van de ggz”, aldus Dineke. Bij de herziening van de zorgstandaard Persoonlijkheidsstoornissen zou het haar daarom logisch lijken om de aanbeveling over GIT-PD van de richtlijn Persoonlijkheidsstoornissen op te volgen.

Samen beslissen, het betrekken van naasten en herstelondersteuning

Ook denkt ze dat het goed is als er meer aandacht komt voor thema’s als samen beslissen, het betrekken van naasten en herstelondersteuning. Hoewel het belang van deze onderwerpen breed wordt gedragen, is het inpassen ervan volgens haar niet eenvoudig.  “Uit het onderzoek blijkt dat het voor veel teams een knelpunt is om van visie naar beleid en vervolgens naar het toepassen in de praktijk te komen”, zegt Dineke. “Enerzijds omdat er weinig wetenschappelijke evidentie is, anderzijds omdat er in de opleidingen nog weinig aandacht aan deze onderwerpen wordt besteed. Ik denk daarom dat het goed is als we hier met z’n allen meer aandacht aan geven en het gesprek met elkaar aangaan. Dat we partijen bij elkaar zetten die erover na gaan denken hoe we deze thema’s beter kunnen integreren in specifieke therapieën.”