Help, mijn patiënt is zwakbegaafd
De komende weken delen we de praktijkkennis van Jannelien Wieland, psychiater bij Poli+ en collega Erica Aldenkamp, GZ-psycholoog en EMDR practitioner, over de behandeling van patiënten met zwakbegaafdheid of een lichte verstandelijke beperking. Wat kun je als professional doen wanneer je weet of een vermoeden hebt dat je patiënt zwakbegaafd of licht verstandelijk beperkt is? Aan de hand van vijf thema’s lichten Erica en Jannelien elke week een onderwerp toe.
Deel 5: Waarom is aandacht voor zwakbegaafdheid en lichte verstandelijke beperking tijdens de opleiding van ggz-professionals zo belangrijk?
Jannelien: “Het intelligentie quotiënt (IQ) is – net als bijvoorbeeld gewicht en lengte – min of meer ‘normaal’ verdeeld. Als we bij iedereen in Nederland een intelligentietest (IQ-test) zouden afnemen, dan scoren de meeste mensen een IQ tussen 85 en 115. Dat noemen we een gemiddelde intelligentie. Zo’n 15% van de mensen scoort een IQ onder de 85. Het grootste deel van deze groep (13,6%; 2,4 miljoen mensen) heeft een IQ tussen 70 en 85. Dat noemen we zwakbegaafd. Iets meer dan 2% van de Nederlandse bevolking (0,3 miljoen mensen) heeft een lichte verstandelijke beperking.”|
Betere herkenning
“Patiënten met zwakbegaafdheid vormen, samen met patiënten met een lichte verstandelijke beperking, een grote minderheid in de ggz. Nu worden deze patiënten nog vaak niet herkend of, als het lagere IQ al wel bekend is, afgewezen voor diagnostiek of bepaalde behandelingen. Meer aandacht voor deze belangrijke patiëntengroepen in opleidingen in de zorg kan bijdragen aan een betere herkenning van zwakbegaafdheid of een verstandelijke beperking bij patiënten onder behandeling in de ggz. Kennis over deze groep patiënten kan behandelaren helpen om meer patiënten, sneller, passende zorg te bieden.”
Deel 4: Kan ik mijn patiënt met zwakbegaafdheid of lichte verstandelijke beperking reguliere zorg en behandeling bieden?
Waar moet ik op letten in de behandeling als mijn patiënt zwakbegaafd is of een lichte verstandelijke beperking heeft? Hoe pas ik mijn behandeling aan zodat de patiënt er voldoende baat bij heeft?
Erica: “Voor de behandeling van psychische stoornissen bij mensen met zwakbegaafdheid of een lichte verstandelijke beperking gelden dezelfde zorgstandaarden en richtlijnen als voor mensen met een gemiddelde of bovengemiddelde intelligentie.”
Geprotocolleerd maatwerk
“Voorwaarde voor het gebruik van deze richtlijnen en protocollen is wel dat er rekening wordt gehouden met cognitieve en adaptieve vaardigheden van de patiënt. Dit betekent dat naast het aanpassen van de communicatie en bejegening, er soms specifieke aanpassingen nodig zijn. Denk aan het concretiseren en praktisch maken van opdrachten, het verkleinen van de behandelstappen, het inbouwen van extra herhaling en aandacht voor generalisatie. Dit noemen we geprotocolleerd maatwerk. De generieke module beschrijft heel mooi wat geprotocolleerd maatwerk inhoudt.”
Praktische aspecten
Jannelien vult aan: “Bij het voorschrijven van psychofarmaca is er extra aandacht nodig voor de praktische aspecten van het gebruik van medicatie. Bij het starten van nieuwe medicatie is laagdrempelig beschikbaar zijn voor vragen vaak beter dan het geven van veel informatie in één keer. Vaak helpt, net als bij oudere patiënten, het ‘start low, go slow’- principe.
Naast een goede behandeling kan passende ondersteuning of begeleiding een belangrijke voorwaarde zijn voor het slagen van de behandeling en het voorkomen van recidieven. Deze ondersteuning kan georganiseerd worden vanuit de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, maar ook vanuit de ggz.”
Deel 3: Waar kan ik extra op letten tijdens de behandeling?
Hoe vertelt een patiënt met een lichte verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid over zijn of haar psychische klachten? Zijn er zaken waar ik extra op kan letten of naar kan vragen?
Jannelien: “Voor het vaststellen van een psychische stoornis gelden bij mensen met zwakbegaafdheid of een lichte verstandelijke beperking dezelfde criteria als voor mensen met een gemiddelde of bovengemiddelde intelligentie. Afhankelijk van de complexiteit van de psychische stoornis(sen), de aard en ernst van de zwakbegaafdheid of lichte verstandelijke beperking en onderlinge interferentie kunnen psychische symptomen zich soms wel anders presenteren.
De generieke module “Psychische stoornissen en zwakbegaafdheid of een lichte verstandelijke beperking” geeft voorbeelden van aandachtspunten bij het in kaart brengen van psychische symptomen bij mensen met zwakbegaafdheid of een lichte verstandelijke beperking. Ook vind je er adviezen bij de diagnostiek van psychische stoornissen bij deze doelgroep.”
Moeilijk te benoemen
Zo kan differentiëren tussen complexe emoties moeilijk zijn voor patiënten en gaan dwanghandelingen niet altijd gepaard met (heldere) obsessieve gedachten. Ook tijdslijnen, hoe lang iets al speelt of hoe vaak het voorkomt, kan moeilijk te benoemen zijn. Bij iemand met een psychotische stoornis kunnen wanen soms veel eenvoudiger of minder uitgesproken zijn. Daardoor kunnen belangrijke klachten soms gemist worden. Zo was er eens een patiënte die erg verdrietig werd van het feit dat haar buren altijd maar over haar roddelden en haar lastig vielen. Het werd pas duidelijk dat er sprake was van een psychotische ontregeling toen duidelijk werd dat patiënte haar buren ook ’s nachts door de muren heen hoorde praten en ook als er bij de buren niemand thuis was.”
Factsheet ‘Psychische stoornissen en zwakbegaafdheid of een lichte verstandelijke beperking’
Deze factsheet helpt ggz-professionals om meer zicht te krijgen op mensen met zwakbegaafdheid of een lichte verstandelijke beperking en de (behandel)mogelijkheden voor deze groep patiënten.
Deel 2: Hoe zorg ik dat ik met mijn communicatie aansluit bij de patiënt?
Wat voor vragen kan ik stellen als mijn patiënt zwakbegaafd is of een licht verstandelijke beperking heeft? Hoe pas ik mijn taalgebruik aan?
Erica: “Als behandelaar in de ggz ben je gewend goed af te stemmen op steeds weer verschillende patiënten. Je weet wat je aan je patiënt kunt vragen. Wel gebruik je vermoedelijk onopgemerkt toch meer jargon dan je denkt. Ook ben je waarschijnlijk gewend om regelmatig in korte tijd veel informatie te vragen of te geven.”
Communicatie vereenvoudigen
“Bij mensen met zwakbegaafdheid of een lichte verstandelijke beperking helpt het als je de communicatie vereenvoudigt en structureert. Dit betekent onder andere het vermijden van jargon en lange, complexe zinnen. Vaak zijn pen en papier een mooi hulpmiddel. Door te tekenen, steekwoorden op te schrijven of belangrijke afspraken op papier te zetten ondersteun je de patiënt. Ook het betrekken van naasten kan helpen. Belangrijke naastbetrokkenen (familieleden, vrienden of andere hulpverleners) hebben vaak extra informatie en kunnen helpen bij het over en weer ‘vertalen’. Soms hebben ze een belangrijke rol als ‘extern geheugen’.”
Multidimensionele blik
“Naast het uitvragen van de psychische klachten is het belangrijk om ook vragen te stellen over de cognitieve en adaptieve vaardigheden van de patiënt, zijn ontwikkelingsgeschiedenis en context en eventuele somatische klachten of aandoeningen. Dat noemen we de multidimensionele blik. Deze manier van breed kijken naar meer dan alleen de psychische symptomen ondersteunt bij het begrijpen en interpreteren van de psychische klachten van je patiënt, het opstellen van een goede beschrijvende diagnose en het kiezen van de juiste behandeling.”
Deel 1: Hoe herken ik zwakbegaafdheid of een lichte verstandelijke beperking bij mijn patiënt?
Waar kan ik op letten om te zien of mijn patiënt licht verstandelijk beperkt of zwakbegaafd is? En hoe weet ik of het gaat om een lichte verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid?
Jannelien legt uit: “Mensen met zwakbegaafdheid of een lichte verstandelijke beperking behoren tot de meest kwetsbare groepen in onze samenleving. Ze hebben een sterk verhoogd risico op het ontwikkelen van psychische stoornissen. De belangrijkste stap in het herkennen van zwakbegaafdheid of een verstandelijke beperking bij patiënten is dan ook de realisatie dat veel van je patiënten een lager IQ hebben.
Bij mensen met een verstandelijke beperking is dit vaak al bekend, bijvoorbeeld omdat iemand speciaal onderwijs gevolgd heeft of omdat de beperking al vroeg na de geboorte zichtbaar was. Bij mensen met zwakbegaafdheid is dit veel minder het geval.”
Vraag naar opleidingsniveau of werk
“Het helpt om standaard het opleidingsniveau na te vragen bij je patiënt. Als iemand regulier onderwijs heeft gevolgd, helpt het om meer informatie te hebben over het gevolgde niveau. Patiënten kunnen je daarbij vertellen of er sprake was van extra ondersteuning, doublures of vroegtijdig schooluitval. Vraag ook eens wat uitgebreider naar iemands werkcarrière. Vaak vertellen patiënten waar ze werken, maar niet wat hun functie is. Het helpt om meer specifiek te vragen naar taken op het werk en eventuele ondersteuning.
Op het moment dat je aanwijzingen hebt dat er mogelijk sprake is van een lager IQ, kun je overwegen om deze signalen verder te verkennen met behulp van de Screener voor Intelligentie en Licht verstandelijke beperking (SCIL).”