Vaktherapie: “Praktijk en onderzoek versterken elkaar”
Suzanne Haeyen is beeldend therapeut bij GGNet/Scelta, hoofddocent Vaktherapie bij Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), onderzoeker bij KenVak en sinds september ook bijzonder lector Vaktherapie bij Persoonlijkheidsstoornissen. “Doordat ik in de praktijk werk, onderzoek doe én betrokken ben bij de opleiding van nieuwe vaktherapeuten, kan ik zorgen dat onderzoek, onderwijs en praktijk elkaar continu versterken.”
Haeyen werkt al meer dan 25 jaar als beeldend therapeut, heeft diverse publicaties op haar naam staan over beeldende therapie bij persoonlijkheidsproblematiek en leverde bijdragen over de vaktherapieën aan de multidisciplinaire richtlijn en aan de zorgstandaard voor persoonlijkheidsstoornissen. Ze is ook voorzitter van de Leerkring Vaktherapie, waarmee ze bij- en nascholing organiseert voor de ongeveer 45 vaktherapeuten van GGNet en – regelmatig – mensen van daarbuiten. “Het is mooi om onze kennis en ervaring te bundelen en uit te wisselen over de ontwikkelingen in ons vak. We willen leren van elkaar.” Instellingen vinden soms dat therapeuten vooral productie moeten draaien, waardoor bijeenkomsten met vakgenoten erbij inschieten. “Terwijl die juist heel waardevol blijken. Dus dat is zonde. Door ervaringen te delen, interessante onderwerpen en vragen met elkaar te bespreken en gastsprekers uit te nodigen ontwikkelen we onze kennis en blijven we up-to-date. Dat doen we een paar keer per jaar met onze leerkring en dat werkt goed.”
“Iedereen is gebaat bij onderzoek”
In september werd het Bijzonder Lectoraat Vaktherapie bij Persoonlijkheidsstoornissen in het leven geroepen. Een belangrijke stap voor de ontwikkeling van het vakgebied, vindt Haeyen: “Door ontwikkeling van onderzoek, onderwijs en werkveld wil dit lectoraat bijdragen aan de kwaliteit en onderbouwing van vaktherapeutische interventies voor cliënten ten behoeve van het vergroten van hun mentale gezondheid zoals welbevinden, zelfregie en veerkracht en het verminderen van hun psychische klachten en symptomen. Bovendien vraagt de complexe problematiek om gespecialiseerde behandeling, soms binnen een forensisch kader. En specifieke expertise van professionals.”
“Studenten van zowel de bachelor als de masteropleiding kunnen met hun eigen onderzoeken ook bijdragen aan groter onderzoek.” Ze ziet dus ook een belangrijke rol weggelegd voor de verplaatste masteropleiding die voorheen op Zuyd Hogeschool werd gegeven en vanaf afgelopen zomer aan de HAN is gestart met 25 studenten. “Zij krijgen na hun basisopleiding aan de bachelor een verdieping in hun onderzoekvaardigheden en professionaliseren zich, iets dat we in de ggz-praktijk goed kunnen gebruiken. Instellingen kunnen in de toekomst mensen met een masterdiploma aannemen die zich naast de dagelijkse praktijk bezig houden met onderzoek en vernieuwing. Daar is iedere instelling maar ook het vakgebied als geheel bij gebaat.”
Driehoek van onderwijs, onderzoek en praktijk
Het lectoraat KenVak is een samenwerking tussen zes hogescholen die Vaktherapie-opleidingen bieden. Daar wordt een platform geboden en onderzoek gedaan naar vaktherapie. “Het bijzonder lectoraat Vaktherapie bij Persoonlijkheidsstoornissen sluit daarbij aan, omdat het verdieping biedt aan wat KenVak al doet. Het past ook heel goed bij wat ik eigenlijk al langere tijd doe. Ik werk actief in de praktijk en ben daar ook bezig met de kennisuitwisseling én werk bij de opleiding én doe onderzoek. Die driehoek van onderwijs, onderzoek en praktijk is ook bij de HAN een belangrijk uitgangspunt. Een kernidee van hoe we willen dat onderwijs verloopt. Dat komt in dit bijzonder lectoraat heel mooi samen. Zo kunnen ook de dingen die hier bedacht worden, ingezet worden voor de doelgroep die je behandelt.” Mensen met persoonlijkheidsstoornissen werden vroeger gezien als een moeilijk te behandelen groep, weet Haeyen. “Mensen waar je eigenlijk niet zoveel mee kon bereiken. Het was een soort afschrijven. Het is heel mooi dat er veel meer voor hen is ontwikkeld en dat resultaten ook hoopgevend zijn. Dat doet meer recht aan mensen met deze diagnose.”
Vaktherapie verder brengen
“Bij GGNet hebben we ook een duidelijk belang. We zijn met Scelta Apeldoorn TOPGGz-gecertificeerd, dus wij vinden onderzoek en kennisontwikkeling belangrijk en zetten ons daarvoor in. We willen werken aan goede zorg voor onze cliëntengroep. Zorg die zich in de loop van de tijd ontwikkelt. Dat vraagt om aandacht en onderzoek. Door onderzoek te doen en kennis uit te wisselen, draag je bij aan de ontwikkeling van de zorg én het onderwijs. Zo werkt het continu op elkaar in. Ik vind het heel mooi dat het zo direct met elkaar in verbinding staat. Het onderzoek komt voort uit en is gericht op zaken die relevant zijn voor de praktijk.”
Die vraag ligt er ook vanuit de praktijk én de maatschappij, legt ze uit. “Er is behoefte om de wetenschappelijke evidentie voor vaktherapie te geven. Dat kom je op allerlei plekken tegen, bijvoorbeeld als je meewerkt aan een landelijke richtlijn Persoonlijkheidsstoornissen. Dan doe je een literatuuronderzoek en kijk je wat er allemaal al beschikbaar is als bewijs voor deze vorm van therapie. Dat is nog best ingewikkeld, zeker als je het combineert met deze doelgroep. Die evidentie heb je nodig binnen zo’n richtlijn opgenomen te worden. Ik wil stevig onderzoek hebben, met goede betrouwbare conclusies.”
Kritisch blijven
Dit gegeven was voor Haeyen een belangrijke motivatie voor haar eigen promotieonderzoek ‘Effecten van beeldende therapie bij mensen met persoonlijkheidsstoornissen cluster B/C’. Op basis van gerandomiseerd onderzoek (RCT) toonde zij voor het eerst wetenschappelijk aan dat beeldende therapie werkt bij cliënten met emotioneel-impulsieve, angstig-vreesachtige persoonlijkheidsstoornissen. “In 2008 werd de eerste multidisciplinaire richtlijn voor de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen uitgebracht. Daarbij wilde ik vaktherapie goed vertegenwoordigen, maar het was moeilijk om genoeg onderzoek te vinden met de juiste omvang en kwaliteit. Mijn idee was dat andere disciplines dit allemaal wèl op orde hadden.” Dat zag Haeyen toch enigszins gerelativeerd worden. “Dat bleek eigenlijk wel mee te vallen. We hoeven ons dus niet blind te staren op anderen, want op heel veel terreinen moet nog meer onderzoek komen. Als onderzoekers moeten we altijd kritisch blijven, want daar heb je uiteindelijk het meeste aan.”
Generieke Module Vaktherapie
Goed bezig
Bij haar eigen onderzoek waarop ze in 2018 promoveerde, bleef ze dat dan ook. “Er kwamen mooie resultaten over beeldende therapie bij persoonlijkheidsstoornissen, maar dat moet je dan ook afzetten tegen wat er verder nog gevonden is bij andere therapievormen onder dezelfde voorwaarden. Dan kun je zien of je echt iets hebt gevonden. Dat bleek gelukkig bij mijn onderzoek zo te zijn. Er wordt over dit soort therapieën soms te makkelijk gedacht dat het vooral helpt om mensen tot ontwikkelen te brengen en hun herstel te bevorderen. Uit mijn onderzoek bleek dat het ook echt op de psychische klachten zelf helpt.”
We zijn in Nederland goed bezig op dit terrein, vindt Haeyen. “Er gebeurt veel op dit moment, actieve vaktherapeuten werken er hard aan en de komende maanden promoveren weer enkele van mijn collega vaktherapeuten. Het kan natuurlijk altijd meer en beter, maar het is positief en veelbelovend. Nu de masteropleiding weer loopt, hoop ik dat het een groep mensen het veld in brengt, die weer verder gaan met onderzoeken en publiceren. En daarmee het vak verder brengen.”